Oponthoud in Valkenswaard - vertrek Household Cavalry
In Valkenswaard hadden die morgen de vlaggen uitgehangen. Alles en iedereen was met oranje getooid: oranje bloemen, linten, papieren mutsen, men zag zelfs fris oranje-geschilderde klompen. Voor het eerst in jaren waren de burgers 's ochtends wakker geworden in een bevrijd dorp, ze waren vrij! Het Tweede Leger trok massaal hun gemeente binnen en de Tommies werden luid toegejuicht. Maar toch hadden de Valkenswaardse mensen zich de intocht altijd anders voorgesteld. De doden, de gewonden, de vernielingen van gisteren drukten zwaar op het gemoed van de bevolking. Brand had veel schade aangericht. De sigarenfabrieken van Texas, Botycos, Gyrath en Willem II stonden nog na te smeulen van het vuur dat de hele nacht had gewoed en iedereen kon zien dat de voornaamste industrie in het dorp voor lange tijd plat lag. Ook veel huizen en winkels waren beschadigd. De fotozaak van Rotier op de Aalsterweg lag in puin. 'Wegens omstandigheden heden gesloten', stond er op het bordje dat voor de ruïne stond. Fotomateriaal was al tijdens de bezetting zeer schaars en zelfs voor vakmensen moeilijk aan te komen, en nu was het helemaal nergens meer te koop.
De Valkenswaardse burgers konden hun eigen bevrijding niet eens op de gevoelige plaat vastleggen. Maar gelukkig zorgden de bevrijders daar zelf wel voor. In de overwinningscampagne van 1944 werden alle legers op de voet gevolgd door een publiciteitsleger van persmensen in uniform: fotografen, filmers, radioreporters en journalisten. De Britse Leger Film- en Fotodienst (AFPU) had haar mensen altijd bij de legeronderdelen zelf geaccrediteerd en AFPU-fotograaf sergeant Midgely maakte de eerste foto's van de Guardspantserdivisie in Valkenswaard. Maar andere persmensen voegden zich, zodra zij toestemming kregen, eveneens bij de voorste troepen. De hele persploeg bij het 30e korps arriveerde maandagmorgen in Valkenswaard. Er waren drie radioreporters bij: Chester Wilmot en Frank Gillard van de BBC en Robert Kiek van Radio Oranje. Vanuit het gemeentehuis maakten zij een reportage, die steeds werd onderbroken door het gezang en gejuich van de opdringende menigte. Wilmot liet een jonge Nederlander voor zijn microfoon vertellen over de bevrijding: 'Gisteravond, toen de Tommies bij het dorp kwamen', zei de jongeman in zijn beste Engels, 'zaten we verscholen in de kelder van het Raadhuis. Buiten klonk wat geweervuur en we konden de tanks op straat horen donderen. Toen vloog de deur plotseling open. We zagen twee mannen die riepen 'Hands Up!: Wij schreeuwden 'Hoera, hoera, Tommies, kom hier!' Wij konden het niet geloven. Na al deze jaren waren zij eindelijk gekomen'. Zijn woorden werden ter plekke opgenomen op een grammofoonplaat en de volgende dag uitgezonden door de BBC. De krantenjongens waren intussen bij burgers en militairen op zoek naar een goed verhaal. Al gauw hoorden zij van de illegale telefoonverbinding, die die nacht had bestaan tussen Valkenswaard en Eindhoven, en deze anecdote haalde de voorpagina van de Daily Herald van de volgende dag. Verhalen over dappere verzetsdaden vierden verder de boventoon. Zoals Wilmot zich herinnerde: 'dit was een grensdorp en de bewoners hadden een groot aandeel gehad bij het doen ontsnappen van Geallieerde piloten en bijna elke jongeman liet foto's zien van vliegers die hij over de grens had geholpen. Eén droeg een trots souvenir om zijn hals: een zijden landkaart van Noordwesteuropa, die hij had gekregen van een RAF-piloot die hij had gered'.
Het is geen wonder dat de Britse journalisten zoveel verzetsmensen tegenkwamen, want het Gemeentehuis, waarin zij zaten, was sinds een paar uur het hoofdkwartier van het Valkenswaardse verzet. Die morgen om 08.00 uur waren de leden verzameld buiten de St.-Aloysiusschool aan de Dommelseweg. Opperwachtmeester der Marechaussee Visschers, van de Ordedienst, had de mannen toegesproken en gezegd dat nu de bezetter was verdreven sabotageacties en dergelijke van de baan waren. PAN en OD behoorden nu tot de 'Binnenlandse Strijdkrachten' onder prins Bernhard en tot de nieuwe taken behoorden hulp aan de Engelsen, patrouille- en bewakingsdiensten en het handhaven van orde en rust. De ca. 50 Partizanen hadden hun blauwe uniformen uitgereikt gekregen en waren aan het werk gegaan. Voor het gemeentehuis ontvouwden zich dezelfde taferelen als later op die dag in Eindhoven:
collaborateurs werden binnengebracht en een groeiende menigte joelde en floot. De arrestanten werden geregistreerd en daarna opgesloten bij de Duitse krijgsgevangenen onder de muziekkiosk, of er bovenop publiekelijk te kijk gezet. Hun huizen en huisraad werden direct toegewezen aan door het oorlogsgeweld dakloos geworden gezinnen. Het was allemaal niet zo fijngevoelig en Jan Brom, plaatselijk leider van de PAN, en opperwachtmeester Visschers konden nauwelijks voorkomen dat ook hier Moffenmeiden werden kaalgeschoren. De Engelse bevrijders bekeken deze uitbarstingen van vergelding en opgekropte woede tamelijk onbewogen en afstandelijk. Dit was, vonden zij, een zaak van de Nederlanders zelf en daar kwam bij dat ze zulke toestanden - en vaak nog veel erger - in Frankrijk en België al zo vaak hadden meegemaakt. Bovendien hadden de militairen wel wat anders aan hun hoofd: de Guards-divisie moest verder, naar Eindhoven, naar Arnhem. Toen in de vroege morgen een bataljon Dorsets van de 50e divisie, als een soort tijdelijk garnizoen, de verdediging van Valkenswaard kwam overnemen, had het er eindelijk op geleken dat de Guards wat meer haast met hun acties wilden maken.
De vorige dag, bij de uitbraak en de opmars door de Malpie, had men maar één weg gebruikt, de enige, maar nu hoopte men een aantal nieuwe wegen te kunnen vinden. De hoofdopmarslijn (of 'club route' naar het klaver-teken waarmee het 30e korps die lijn markeerde) bleef pal noord, over Aalst naar Eindhoven, maar misschien konden er westelijk en oostelijk daarvan extra wegen worden geopend.
Vandaar dat de verkenningswagens en pantserauto's van de Household Cavalry vooruit zouden gaan. Het B-eskadron van majoor Wignall zou de 'club route' verkennen en het C-eskadron van majoor Herbert zou haar voelhorens uitsteken in de richting van Leende en Geldrop (de 'heart route'). Pas daarachter zouden de tanks volgen, de Irish Guards achter Wignall's eskadron, de Welsh Guards achter Herbert's. De mannen van de Household Cavalry hadden de nacht in de open lucht doorgebracht, naast hun voertuigen die in dubbele rijen stonden geparkeerd op de Luikerweg. De nacht was koud geweest en het had geregend. Toen ze wakker werden was alles nog gehuld in een dikke mist. De mannen klommen in hun bemodderde Daimlers en Humbers en reden naar de spits van de wachtende kolonnes. Daar kregen ze bevel te wachten tot het zicht beter werd. Het liep tegen 05.00 uur.
Om 05.30 uur vertrok de Household Cavalry uit Valkenswaard. De ruim twintig voertuigen van majoor Wignall's eskadron gingen in groepjes van vier ('troops') richting Aalst. In iedere wagen zaten twee man, de chauffeur en de commandant (pantserwagens hadden bovendien een schutter aan boord), en elke wagen was uitgerust met een boordradio. Helemaal voorop reed de troop van luitenant D. Tabor, die waarschijnlijk al was vertrokken toen de twee PAN-verkenners in Valkenswaard opdoken. Behoedzaam speurden Tabor's mannen de weg voor hen af. De ochtendnevel beperkte het zicht tot minder dan 500 meter. Plotseling, ter hoogte van de villa Van Abbe, ontdekte korporaal Sparrow, in de voorste wagen, de vijand: twee Sturmgeschutze en een tank stonden verdekt geparkeerd in een zijweg, zonder twijfel dezelfde tanks die de PAN-verkenners hadden gezien. De bemanningen zaten er rustig bovenop en met zijn Bren-mitrailleur joeg Sparrow ze de stuipen op het lijf. In een oogwenk waren ze verdwenen. Over de radio vroegen Sparrow en Tabor om versterking. Maar voordat die arriveerde, werden zware dieselmotoren gestart en verdwenen de drie tanks richting Aalst. Als taaie terriërs, maar op een veilige afstand, gingen de Daimlers er achteraan. Intussen was het eskadron van majoor Herbert, dat de weg naar Leende moest vrijmaken, al vastgelopen. Al na een paar kilometer was het bij Valkhorst op vastberaden tegenstand gestoten, vermoedelijk afkomstig van delen van Kerutt's bataljon en enkele Sturmgeschutze van majoor Roestel. De verdedigers hadden ook artillerie beschikbaar, want vanachter Leende gaven de uit Borkel ontsnapte SS-houwitzers hen vuursteun.
De Hotlsehold Cavalry kwam er niet door. Een Daimler werd door een pantservuist getroffen, de bemanning zwaar gewond. Een omtrekkende beweging over rechts mislukte omdat de verkenningswagen bij Zeelberg door een houten bruggetje over de Tongelreep zakte. De Welsh Guards kwamen te hulp, maar de vooruitgang bleef miniem. Een nieuwe route als alternatief voor de Aalsterweg konden de Britten hier wel vergeten. Net buiten Aalst was de troop van luitenant Tabor inmiddels weer tot stilstand gekomen. Naarmate men dichter bij Eindhoven kwam werd ook hier het Duitse verzet heftiger. Aan weerszijden van de weg zwierf Duitse infanterie door de bossen en zandverstuivingen, want telkens als de Engelse kolonnes stopten werden ze door sluipschutters beschoten. En een van de drie eerder weggejaagde pantsers stond nu uitdagend midden op het kruispunt Valkenswaardseweg-Wilhelminastraat.
|