De Irish Guards naar Valkenswaard
De uitbraak van het 30e korps uit het bruggehoofd aan het Kempisch kanaal bij Neerpelt, 12 kilometer ten zuiden van Valkenswaard, ging overdonderend van start. Dat moest ook wel, want de Britten hadden maar één smalle weg waarover zij konden oprukken en die weg werd fanatiek verdedigd. Zij hadden geen andere keus dan met grof geweld door het Duitse front heen te walsen. In een lange rij achter elkaar stonden de Shermantanks van de Irish Guards te wachten, gereed voor de aanval. Het 3e eskadron vooraan zou met haar 16 tanks - een verbijsterend klein aantal als men weet dat het hele korps 20.000 voertuigen telde - de uitbraak forceren. De daaropvolgende twee eskadrons zouden Irish Guards-infanteristen bovenop de tanks meevoeren. Hoog in de lucht cirkelden Typhoons van de 83e group van de RAF, met raketten onder hun vleugels. Indien nodig kon de commandant van de Irish Guards, luitenant-kolonel Joe Vandeleur, deze te hulp roepen. Speciaal daarvoor reed een radiowagen met drie RAF-oficieren vlak achter Vandeleurs verkenningswagen midden tussen de tank-kolonnes mee.
Om 14.00 uur begon het inleidend artillerie-bombardement dat ook Valkenswaard teisterde. Ruim 300 kanonnen richtten hun vernietigende kracht op een zeer smal gedeelte van het Duitse front. Links en rechts van de weg werd een strook van niet meer dan 800 meter en over een diepte van 8 kilometer geheel omgeploegd. Het leek onmogelijk dat ook maar één Duitser deze regen van staal en vuur kon overleven. Toen, om 14.35 uur, sprak luitenant Keith Heathcote van de Irish Guards, staand in de koepel van de voorste Sherman, in zijn microfoon: 'chauffeur. . . rijden!'. Met een snelheid van 12 kilometer per uur rolden de tanks voorwaarts en met eenzelfde snelheid verplaatste het trommelvuur zich naar voren. Heathcote's tank reed vlak achter de neervallende granaten aan en, belemmerd in zijn uitzicht door de dikke wolken stof en kruitdamp, dreigde hij er soms middenin terecht te komen. Na een kilometer passeerden de tanks de douanekantoortjes op de Nederlands-Belgische grens, waar het wegdek waarover de rupsbanden ratelden overging van zwarte klinkers in de grijswit beton. De prikkeldraadwegversperring werd opzij geschoven. Tien minuten al ging alles naar wens.
Plotseling, aan de staart van het voorste eskadron, begon een Sherman te slingeren, reed stuurloos op een greppel af, die langs de weg liep, en vloog in brand. Een seconde later onderging de volgende tank hetzelfde lot, toen de volgende. . . Binnen twee minuten stonden de drie laatste tanks van het 3e eskadron en de zes voorste van het Ie eskadron kapotgeschoten en gehuld in loeiende vlammen kris-kras over de weg. De infanteristen, die bovenop het le eskadron meereden, vielen of sprongen van de tanks en zochten dekking in de greppels. Sommigen kwamen terecht in loopgraven waar de vijand nog inzat. De Duitsers hadden een miraculeuze prestatie geleverd. Tonnen en tonnen explosieven waren op hun stellingen afgeslingerd en diep weggedoken in de loopgraven en schuttersputten hadden de Fallschirmjager van Oberst Von der Heydte en Von Hoffmann en de SS-Panzergrenadiere van Obersturmbannfihrer Heinke het trommelvuur doorstaan. Hulpeloos hadden de Duitsers het inferno over zich heen laten komen. Zij werden bijna bedolven onder zand en afbrekende takken, lagen minutenlang als verlamd door het helse lawaai.Telefoonverbindingen met het hoofdkwartier in Valkenswaard werden door inslaande granaten abrupt verbroken. Maar toen eindelijk het gordijn van ijzer en vuur zich naar achter verplaatste, bleken de ingegraven Sturmgeschutze van Major Roestel en de met boomgroen gecamoufleerde anti-tankkanonnen nog steeds intact te zijn. Half verdoofd namen de stuksbemanningen hun plaatsen weer in. Fallsclzirmjager met staaldoorborende pantservuisten verscholen zich tussen struiken, waaruit rook van brandend gras en smeulend hout omhoogkringelde. Door zijn veldkijker zag Major Kerutt,de commandant van het bataljon dat weerszijden van de weg lag, de Sherman-tanks naderen.
De voorste tanks laten passeren', beval hij. Ademloos keken tientallen Duitsers toe hoe de machtige groene kolossen langsdenderden. '. . . Feuer!: Van alle kanten openden stukken anti-tankgeschut het vuur. Gelanceerde pantservuisten trokken een vurige baan in de richting van de tanks. De ene Britse pantser na de andere vloog in brand. Een, twee, . . . negen in totaal telde Kerutt er. Tussen de loopgraven braken gevechten uit van man tegen man. De Fallschirmjager en Irish Guards gingen elkaar met bajonetten en handvuurwapens te lijf. De nietgeraakte Shermans konden op de betonweg voor- noch achteruit en de open gronden links en rechts waren voor hen veel te drassig. Zij konden niet meer doen dan met hun Browning-mitrailleurs het struikgewas besproeien en op goed geluk hoogexplosieve granaten door het naaldbos jagen. Hier en daar gaven de eerste Duitsers zich over, vooral bij het Luftwaffe-strafbataljon in de sector schuin achter Kerutt. Hun motivatie was vooraf al nihil geweest en het trommelvuur had hen totaal gedemoraliseerd. Woedend zag Kerutt kleine groepjes verdwijnen achter de Britse linies en vloekend op deze 'waardeloze delinquenten' spoorde hij zijn eigen mensen tot groter inspanning aan. Maar de Britten hadden nog meer pijlen op hun boog.
Een jankend geraas deed de Duitsers opkijken naar de Vliegtuigsilhouetten flitsten omlaag en vanonder de vleugels maakten zich met een sissend swush-geluid raketprojectielen los die recht OP hun stellingen afkwamen. Luitenant-kolonel Vandeleur had de Typhoons te hulp geroepen. Op de grond schoten de Guards-tankmannen rood-paarse rookgranaten af om de Duitse verzetshaarden te markeren en ze gebruikten gele rook en felgekleurde lappen om hun eigen posities aan de piloten duidelijk te maken. Het lawaai was oorverdovend:
Vliegtuigen, tanks, granaten, raketten, mitrailleurs, en daartussendoor het roepen en vloeken in Duits en Engels en het verloren gekerm der gewonden. Terwijl de vliegtuigen de Duitsers bestookten en luitenant-kolonel Vandeleur een Sherman-bulldozer naar voren dirigeerde om de negen brandende tanks van de weg af te schuiven, duurde de strijd op de grond voort. Sergeant Bertie Cowan, commandant van een Sherman fireflv' (die in plaats van het standaard 75 mm-kanon met een veel zwaardere 17-ponder was uitgerust) zag een Sturmgeschutz verscholen tegen een huisje langs de weg. Zijn eerste schot was raak. De Duitse bemanning werd krijgsgevangen gemaakt en de commandant toonde zich een zeer nuttige informant: staand achter op Cowan's tank wees hij de posities van andere stukken aan en zo kon de Ierse tanksoldaat er nóg twee uitschakelen. Inmiddels waren de Irish Guards-infanteristen, gesteund door die van een bataljon Devons van de 50e divisie, begonnen met het uitkammen van de Duitse loopgraven. Tussen de dennen klonk het korte gestotter van stenguns en het langzamer gebrom van Spandaus. De Britten waren razend door het taaie verzet en joegen de Duitse krijgsgevangenen met de punt van de bajonet uit hun schuttersputten. Veel Duitsers waren geknakt door de doorstane emoties. Een onderofficier werd huilend gevangen genomen. Hij was de commandant van het pantserafweerscherm van majoor Kerutts bataljon en had bijna al zijn soldaten zien sneuvelen. 'Alles tot, . . . Alles tot ', herhaalde hij steeds terwijl hij werd afgevoerd. Met de handen boven het hoofd liepen tientallen Duitsers verslagen langs de stilstaande kolonnes. Wie niet hard genoeg liep naar de zin van de grimmige bewakers kreeg een schop in zijn achterste. Sommige krijgsgevangenen arriveerden nog steeds in looppas en buiten adem in het verzamelkamp ten zuiden van het Kempisch kanaal. Anderen werden door kapitein Ripman, medisch officier van de Guards, gebruikt als brancarddragers voor de gewonden. De Britten maakten meer dan 250 krijgsgevangenen en hun inlichtingen-officieren bekeken met stijgende verbazing de gevarieerde oogst. Ze hadden parachutisten verwacht, maar niet van zoveel verschillende regimenten; die soldaten in tropenuniform bleken tot een of ander strafbataljon te behoren; en tot hun ontsteltenis ontdekten zij tussen de gevangenen ook geharde SS Panzergrenadiere die, zoals uit ondervragingen bleek, ook nog tot twee verschillende divisies behoorden!
Intussen namen de gevechten af. Het front van de Kampfgruppe Walther was in tweeën gescheurd. De SS-ers van Heinke op de linkervleugel hadden zich op Achel teruggetrokken en ook het Fallschirm-regiment van Von der Heydte was naar achter teruggeweken. Von der Heydte, op zijn commandopost in Postel, was ziedend. De coördinatie door de Kampfgruppe-staf in Valkenswaard was ver te zoeken en nu was precies datgene gebeurd waartegen hij eerder had gewaarschuwd. Hij wilde niets meer met deze mensen te maken hebben en de volgende dag zou hij zich aansluiten bij de Kampfgruppe Chill op zijn rechterflank. De resten van het LuJwaffe-bataljon en van het regiment Von Hoffmann waren zijn linies komen binnenvluchten en door hem ingelijfd. De incompetente commandanten verving hij door mensen van zijn eigen regiment. Langs de weg bood alleen het bataljon van Kerutt nog tegenstand, maar spoedig was zijn positie hopeloos. Al zijn negen anti-tankkanonnen en de twee 88 mm-stukken waren vernield of achtergelaten, want artillerietrekkers om ze, telkens na een paar schoten, te verplaatsen, waren er niet. Zijn drie 20 mm-kanonnen hadden kunnen ontsnappen, evenals de gemotoriseerde houwitzerbatterij van de SS die verder naar achter bij Borkel had gelegen. Majoor Roestel had drie of vier Sturmgeschutze verloren, maar was met de rest teruggevallen op Valkenswaard. Kerutt verzamelde de hoofdmacht van zijn bataljon en trok zich vechtend terug op Schaft. Anderen van zijn manschappen verborgen zich als sluipschutters langs de Luikerweg. De deur naar Valkenswaard stond wijd open.
Inmiddels had de Sherman-bulldozer de weg vrijgemaakt. De zware oplegger waarop de bulldozer moest worden afgevoerd kon nauwelijks keren op de smalle weg en vertraagde de nieuwe start van de opmars met een half uur. Dat gaf de Typhoons gelegenheid om Duitse posities verder naar het noorden aan te vallen en deze luchtaanvallen troffen ook Valkenswaard.
Rond 17.30 uur bereikten de Irish Guards de Stenen Brug over de Dommel - de brug van Buchanan-Jardine's vermetele verkenningstocht zes dagen eerder - en daar stopten de tanks voor hergroepering.
In Valkenswaard zelf, op het hoofdkwartier van de Kampfgruppe Walther, heerste grote verwarring. De staf had 's middags de luchtlandingsvloot zien overkomen, dus men wist dat een offensief was begonnen. Ze hadden het artillerie-bombardement en de vliegtuigbeschietingen meegemaakt, maar verder wisten ze nauwelijks wat er gebeurde, want bijna alle telefoonverbindingen waren uitgevallen. Later kwam een ordonnans uit Borkel vertellen dat het bataljon Kerutt was overrompeld (hetgeen niet klopte) en dat de kanonnen in duel waren verwikkeld met Britse tanks. Meer nieuws was er niet. Van Von der Heydte en de andere onderdelen ten westen van de doorbraak had men toen al uren niets meer vernomen.
Om 18.00 uur besloot Oberst Walther zijn hoofdkwartier naar Leende te evacueren. Zijn officier operaties, majoor Schacht, bleef achter om hogere stafkwartieren van de situatie op de hoogte te houden en om te proberen het contact naar beneden te herstellen. Buiten was het al donker. Enkele gebouwen stonden in brand en de vlammen wierpen een spookachtig licht op de gevels van de omliggende huizen. Puin lag op straat. Nog maar net had de staf van Oberst Walther haar hielen gelicht, of de eerste Britse tanks naderden behoedzaam de Markt. In het flakkerend licht van uitslaande branden zagen tankcommandanten een vijftal figuren op de Aalsterweg. Een Sherman schoot een granaat in die richting en de poppetjes doken weg. Even later had de infanterie ze gevangen genomen en stonden ze met de handen omhoog tegen de muur: het waren geen Duitsers, maar leden van de Vrijwillige Brandweer, die bezig waren geweest met het blussen van de branden. Een nachtelijke verovering van een brandend dorp was ook voor de Britten een uitzonderlijk iets; en het gedrag van de Valkenswaardse burgerij vonden zij helemaal opmerkelijk: terwijl zij nog volop bezig waren met de zuivering van de dorpskom en paniekerige Duitsers schietend een uitweg zochten, stonden de mensen de tanks al toe te juichen en liepen zij de infanteristen voor de voeten. Maar spoedig werden wachtposten uitgezet en in een mum van tijd stonden overal theeketeltjes te dampen op kleine primusvuurtjes. Het Marktplein, het Florapark en de Luikerweg werden volgeparkeerd met vrachtwagens en tanks. De Britten sloegen hun bivak op voor de nacht. Zij zetten de aanval op Eindhoven niet voort. Luitenant-kolonel Vandeleur vestigde zijn hoofdkwartier in een groot huis op de Markt. Laat in de avond kwam een opgewonden gemeente-ambtenaar binnenlopen: zojuist had de Kampfkomrnandant van Eindhoven naar Valkenswaard gebeld om te zeggen dat men tot het uiterste moest volhouden en dat versterkingen in aantocht waren! De vijand was duidelijk de kluts kwijt. Al eerder waren twee Duitsers op fietsen en ook een halfrupsvoertuig per abuis de Britse linies ingereden en de twee fietsverkenners hadden zich zelfs nietsvermoedend bij Vandeleurs hoofdkwartier gemeld.
De verbaasde gevangenen werden opgesloten onder de muziektent, waar al zo'n 30 andere Duitsers zaten. Opmerkzaam gemaakt op het functioneren van een telefoonlijn, regelde kapitein Eamon Fitzgerald, inlichtingenofficier van de Guards, een verbinding met Eindhoven die tot de volgende dag zou duren. Zo kwamen de Engelsen erachter dat de Amerikanen in elk geval de Lichtstad nog niet hadden bereikt. Veel was het niet, maar nog altijd meer dan de Airbornes wisten over de vorderingen van de Britten. Langzaam daalde de nachtelijke stilte neer op Valkenswaard. Burgers gelijk militairen sliepen. Alleen hier en daar klonk het gedempte gepraat van de wachtposten. Midden in de nacht werden ergens op een binnenplaats twee Zundapp-motoren gestart en in volle vaart ronkten twee Duitsers, die zich tot op dat moment verborgen hadden gehouden, het dorp uit richting Leende. Was een van hen wellicht majoor Schacht, de achtergebleven stafofficier van Oberst Walther?
|